Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria

 

Artikel 4
1
De uitkering gaat in op de eerste dag nadat als gevolg van de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, het einde van de duur van een daarop betrekking hebbende uitkering op grond van de Werkloosheidswet is bereikt.
2
Voor de werkloze persoon die, nadat hij als gevolg van de toepassing, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest dan wel voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komt, geen recht op een daarop betrekking hebbende uitkering op grond van de Werkloosheidswet heeft, gaat de uitkering in op de eerste dag van werkloosheid.
3
Indien het recht op de uitkering geheel of gedeeltelijk is geƫindigd of niet ingegaan wegens het verrichten van arbeid als werknemer en ter zake van die arbeid recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontstaan, herleeft het recht op de uitkering geheel of gedeeltelijk respectievelijk gaat het recht op de uitkering in op de eerste dag nadat het einde van de duur van die uitkering op grond van de Werkloosheidswet is bereikt.
4
Indien het recht op de uitkering geheel of gedeeltelijk is geƫindigd of niet ingegaan wegens het verrichten van arbeid als werknemer en ter zake van die arbeid geen recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontstaan, herleeft het recht op de uitkering geheel of gedeeltelijk respectievelijk gaat het recht op de uitkering in op de eerste dag van werkloosheid.
5
In afwijking van het eerste en derde lid gaat de uitkering niet in indien zich onmiddellijk aansluitend aan het einde van de duur van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel e, g of j, van die wet of indien de werkloze persoon niet voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van die wet anders dan wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid, of indien zich een combinatie van de hier bedoelde omstandigheden voordoet en deze omstandigheid of omstandigheden aaneensluitend langer dan zes maanden hebben geduurd.
Indien deze omstandigheid of omstandigheden niet langer dan zes maanden aaneensluitend hebben geduurd, gaat de uitkering in op de eerste dag dat deze omstandigheden zich niet meer voordoen.
6
In afwijking van het tweede en vierde lid gaat de uitkering niet in indien tussen het moment waarop de werkloze persoon zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering verliest dan wel voor een lagere arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komt respectievelijk ophoudt arbeid als werknemer te verrichten en de eerste dag van werkloosheid, een periode van meer dan 13 weken ligt. Bij het bepalen van deze periode worden perioden van ziekte en arbeidsongeschiktheid niet meegeteld.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •